De Nederlandse varkenshouderij

Nederland kent een varkenssector met ruim 4.000 bedrijven. Op deze bedrijven houden Nederlandse varkenshouders in totaal 12,5 miljoen varkens. Binnen deze bedrijven zijn er ruim 1.500 locaties met zeugen en bijna 3.500 locaties met vleesvarkens. Een deel van de bedrijven heeft beide diercategorieën. Een zeug is een vrouwtjesvarken. Zeugen worden geïnsemineerd. Dit wil zeggen dat ze met sperma uit een rietje worden bevrucht. Dit sperma wordt bij een KI-station afgetapt van een beer die daar op een kunstzeug springt.

Van geboorte tot vleesvarkensstal

Na een zwangerschap van 3 maanden, 3 weken en 3 dagen worden de biggen geboren. Op het moment dat de biggen in de kraamstal geboren worden, blijven ze ongeveer 25 dagen bij de zeug. Hierna worden ze ‘gespeend’. Dit wil zeggen dat de biggen bij de moeder worden weggehaald en van de kraamafdeling naar de biggenstal gaan. Op dat moment kunnen de biggen geen moedermelk meer drinken en gaan volledig over op ander voer. De zeug gaat terug naar de andere zeugen. Na een week of 10 zijn de biggen groot genoeg (ca. 25 kg) om naar een vleesvarkensstal te gaan. Daar blijven ze ongeveer 18 weken. In die tijd groeien ze uit tot zware varkens van ongeveer 115 kg. Klaar om naar de slachterij te gaan.

Kringloopdier

Varkens staan erom bekend echte kringloopdieren te zijn. Vroeger kregen varkens vaak de overgebleven restjes van het avondeten. Tegenwoordig is alles wat moderner, maar is het varken nog steeds het ideale kringloopdier. Zo bestaat ongeveer 65% van het varkensvoer uit allerlei restproducten van de Nederlandse levensmiddelensector. Het menu van een varken bestaat dan ook vaak uit resten die overblijven bij de productie van bier, friet en meel. Maar ook uit restproducten die beschikbaar komen in de fabrieken die snoep, kaas of brood produceren. De varkens zetten al deze reststromen, die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie, om in hoogwaardig vlees. Een belangrijke eiwitbron voor de mensen.

Vierkantsverwaarding

Tijdens het slachtproces wordt letterlijk ieder deel van het varken gebruikt. Dit heet ook wel ‘Vierkantsverwaarding’. Vierkantsverwaarding houdt in dat ook de minder waardevolle delen van het varken tot waarde worden gebracht. Zo is de Nederlandse consument meer geïnteresseerd in een varkenshaasje, dan in de pootjes en de neuzen. Deze zijn echter weer zeer geliefd in bijvoorbeeld China. Maar ook de botten en huiden worden gebruikt voor het maken van gelatine en leer en de haren eindigen in verfkwasten. Op deze manier gaat er van het hele varken niets verloren.